antistof in het bloed
Immunoglobulinen, ook antistoffen of antilichamen genoemd, behoren tot de globulinefractie van het bloed en vormen een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem.
Immunoglobulinen (afgekort Ig) zijn Y-vormige eiwitmoleculen die door het afweersysteem van de mens en andere gewervelde dieren worden geproduceerd als reactie op binnengedrongen antigenen. Antigenen zijn lichaamsvreemde stoffen; doorgaans zijn dit (één of meer) moleculen die zich bevinden aan de buitenkant van een pathogeen: een schadelijk virus of bacterie. De twee poten van de "Y" van het antilichaam bevatten een paratoop, dat middels een covalente binding past op een epitoop, een deel van het antigeen-molecuul. Door de binding wordt de pathogeen geneutraliseerd, of "gemarkeerd" voor opruiming elders in het afweersysteem. Sommige antilichamen komen als losse moleculen voor in het bloed en in ander lichaamsvocht. Andere antilichamen zitten vast aan witte bloedcellen en fungeren als een 'zintuig' van de witte bloedcel, bijvoorbeeld een B-cel. Wanneer antigenen zich binden aan de antilichamen op de buitenkant van een B-cel, wordt de B-cel gestimuleerd om zich te differentiëren in ofwel B-plasmacellen, ofwel B-geheugencellen. Plasmacellen produceren vervolgens grote hoeveelheden antilichamen, die via het bloed en de lymfe naar de verschillende weefsels worden getransporteerd, waar ze tegen antigenen actief kunnen zijn. Geheugencellen blijven jaren in het lichaam aanwezig, zij vormen de afweer (het adaptieve immuunsysteem) tegen bijvoorbeeld een nieuwe infectie door een specifieke pathogeen. Door dit geheugenmechanisme kan het lichaam zich vlot tegen een herhaalde infectie weren, zonder dat alle soorten antilichamen continu geproduceerd moeten worden. Zie ook vaccin.