druivesuiker
Glucose (Oudgrieks: τὸ γλεῦκος gleukos, zoete wijn) is een biologische organische verbinding (een biomolecuul), met brutoformule C6H12O6. Het vormt in de stofwisseling - meer specifiek de celademhaling - van de meeste organismen, zowel planten, dieren als micro-organismen, de belangrijkste energiebron.
Glucose | ||||
---|---|---|---|---|
Structuurformule en molecuulmodel | ||||
Structuurformule van α-D-glucose
| ||||
Molecuulmodel van D-glucose
| ||||
Algemeen | ||||
Molecuulformule | C6H12O6 | |||
Andere namen | 6-(hydroxymethyl)oxane-2,3,4,5-tetrol; druivensuiker; dextrose; cartose; cerelose; dextrosol; glucolin | |||
Molmassa | 180,15588 g/mol | |||
SMILES | C(C1C(C(C(C(O1)O)O)O)O)O
| |||
CAS-nummer | D-glucose: 50-99-7 L-glucose: 921-60-8 | |||
EG-nummer | 200-075-1 D-glucose: 200-075-1 | |||
Beschrijving | Veelvoorkomend monosacharide | |||
LD50 (ratten) | 25.800 mg/kg | |||
Fysische eigenschappen | ||||
Aggregatietoestand | vast | |||
Kleur | wit | |||
Dichtheid | 1,54 g/cm³ | |||
Smeltpunt | α-D-glucose: 146 °C β-D-glucose: 150 °C | |||
Oplosbaarheid in water | 910 g/L | |||
Goed oplosbaar in | azijnzuur | |||
Slecht oplosbaar in | methanol, ethanol | |||
Thermodynamische eigenschappen | ||||
ΔfH |
−1273,3 kJ/mol | |||
Tenzij anders vermeld zijn standaardomstandigheden gebruikt (298,15 K of 25 °C, 1 bar). | ||||
|
Glucose behoort tot de monosachariden, een klasse van eenvoudige koolhydraten. Er zijn twee enantiomeren van glucose: D-glucose en L-glucose; alleen D-glucose komt in de natuur voor. L-glucose wordt synthetisch geproduceerd, in relatief kleine hoeveelheden, industriële productie is te kostbaar. Wanneer glucose zonder aanvullend prefix wordt genoemd, wordt D-glucose bedoeld. Zuivere glucose staat bekend als druivensuiker, als bron van direct beschikbare energie voor sporters, en als dextrose, wanneer het wordt toegevoegd als zoetmaker aan voedingsmiddelen.
Andere monosachariden zijn fructose ('vruchtensuiker'), dat dezelfde brutoformule als glucose heeft, en een vijfhoekig cyclomolecuul is, en verder galactose en ribose. Een α-D-glucose-monomeer en een fructose-monomeer vormen, in suikerbieten, samen een sacharose-molecuul, een dimeer, de bekende tafelsuiker.